-
1 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
2 opt out of
niet meer meedoen aan, afzien vanopt out ofniet meer (willen) meedoen aan, laten varen 〈 idee, plan〉; afschuiven 〈 verantwoordelijkheid〉; opzeggen 〈 contract〉 -
3 entrer
entrer [ãtree]2 deelnemen (aan) ⇒ meedoen (aan), lid worden (van)♦voorbeelden:1 on ne peut lui faire entrer cela dans la tête • men kan hem dat maar niet aan zijn verstand brengenje ne fais qu'entrer et sortir • ik kom maar even langsil est entré à cette école • hij is toegelaten tot deze schoolça n'entre pas dans la boîte • dat past niet in de doosle doute est entré dans son esprit • hij, zij is gaan twijfelenentrer dans une profession • een beroep kiezenfaire entrer une clef dans la serrure • een sleutel in het slot stekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) binnengaan5) intikken, invoeren [computer] -
4 opt out
opt out♦voorbeelden:1 opt out of • niet meer (willen) meedoen aan, laten varen 〈 idee, plan〉; afschuiven 〈 verantwoordelijkheid〉; opzeggen 〈 contract〉 -
5 включаться
vgener. mededoen (aan-âî ÷òî- ô.), meedoen (aan-âî ÷òî- ô.), zich aansluiten bij -
6 be in
be in1 binnen zijn ⇒ er zijn, aanwezig/aangekomen zijn♦voorbeelden:be in on • meedoen aanbe in on the latest developments/the secret • op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen/van het geheimbe in with somebody • goede maatjes zijn met iemandthe tide is in • het is hoog tijbe in for a position • kandidaat zijn voor een betrekking -
7 enter
v. binnengaan, binnenkomen; gaan in; opgeven; boeken[ entə]♦voorbeelden:1 gaan in/op/bij ⇒ zich begeven in, zijn intrede doen in2 in/bijschrijven ⇒ opschrijven, noteren 〈 in boek, notulen〉; boeken 〈 in kasboek〉; opnemen, plaatsen 〈 in boek〉; intypen, invoeren 〈 gegevens〉6 inzenden♦voorbeelden:enter against • op rekening schrijven van -
8 sit on
aanwezig zijn bij, meedoen aan; lid zijn vansit on, 〈in betekenis 1 ook〉 sit upon -
9 sit out
-
10 complicity to commit a crime
medeplichtig aan misdaad, meedoen aan misdaad -
11 gangbang
v. meedoen aan een neukpartijtje; een persoon aanranden (aantal mannen met een vrouw); deelnemen aan een criminele bende -
12 be in on
be in on -
13 masquerade
n. gemaskerd bal, maskerade; vermomming--------v. verkleden, vermommen; meedoen aan een gemaskerd bal; zich uitgeven voormasquerade1[ mæskəreed] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————masquerade2〈 werkwoord〉 -
14 scrummage
n. klopperij, worsteling (om de bal); schermutseling -
15 concelebration
n. meedoen aan een christelijke mis -
16 revolute
adj. omgewenteld--------v. Meedoen aan een revolutie -
17 world cup preliminaries
voorrondes voor de wereldbeker (wedstrijden die beslissen over het uiteindelijk meedoen aan wereldcup-finale-wedstrijden) -
18 concourir
concourir [kõkoerier]〈 werkwoord〉2 mededingen ⇒ wedijveren, meedoen aan een wedstrijd♦voorbeelden: -
19 einsteigen
-
20 tippen
tippen1 tikken, typen2 meedoen aan de lotto of toto ⇒ wedden, gokken♦voorbeelden:2 auf eine Sache tippen • iets denken, vermoeden
Страницы